Netherlands
 
en
nl
 
0
0
0
Netherlands
 
en
nl
 

Meer mogelijkheden door protocolnormen

Alles verbonden


Industriële communicatie beschrijft de vernetwerking van machines met computers en is de basis voor een slimme, door netwerken verbonden productie. Dergelijke verbonden industriële systemen worden ook de Smart Factory genoemd.


Daarbij wordt van sensoren, actuators en besturingselementen tot aan warenbeheersystemen een gemeenschappelijke communicatie gecreëerd die processen kan vereenvoudigen, afbeelden en verbeteren. Een dergelijke communicatie vindt, analoog aan het OSI-referentiemodel, niet alleen plaats binnen een netwerkniveau, maar vindt plaats op verschillende niveaus.


De communicatie tussen de verschillende netwerkdeelnemers van een of meerdere netwerkniveaus moet worden geharmoniseerd zodat ook apparaten van verschillende fabrikanten elkaar "begrijpen". Er is dus een gestandaardiseerde, toegankelijke taal nodig – de oplossing: protocolnormen.


In de afzonderlijke lagen van het OSI-referentiemodel worden heel veel verschillende netwerkprotocollen gebruikt, waarop we hier niet nader zullen ingaan.


Tot de wellicht bekendste protocollen (die ook de basis vormen voor de gegevensuitwisseling via het internet) behoren:

  • TCP: protocol voor de gegevensuitwisseling tussen netwerkcomponenten
  • FTP: protocol voor de bestandsuitwisseling op het internet
  • HTTPS: protocol voor de gecodeerde gegevensoverdracht op het internet
  • IP, IPv4 en IPv6: protocollen voor de adresverificatie op het internet
  • SMTP: protocol voor het verzenden van e-mails

Alles veilig


De communicatie tussen de verschillende apparaten van het verbonden systeem vindt plaats via het internet of via andere, interne LAN-netwerken (Local Area Network). Dergelijke netwerken brengen zowel kansen als uitdagingen met zich mee. De protocolnormen houden daarbij rekening met de waarden:

  1. Integriteit (de gegevens worden tijdens de overdracht niet gemanipuleerd)
  2. Vertrouwelijkheid (de gegevens worden tijdens de overdracht vertrouwelijk behandeld)
  3. Aantoonbaarheid (de identiteit van zender en ontvanger is aantoonbaar)
  4. Mediabreukvrije verwerking (voor gegevensoverdracht wordt slechts één medium gebruikt)

Alles gestandaardiseerd


Het IEC, de International Electrotechnical Commission, heeft een communicatiestandaard voor de industriële automatisering beschreven, gedefinieerd en gestandaardiseerd in een norm: IEC 60870 resp. voor Duitsland: DIN EN 60870.
De norm omvat een hele reeks specificaties die in een reeks normen zijn onderverdeeld. De reeks normen omvat onderwerpen van

  • schakelinstallatietechniek,
  • techniek voor afstandsbediening,
  • netgeleidertechniek.

De protocolnormen behoren tot het onderwerp van de afstandsbelastingstechniek. Zo is de reeks normen IEC 60870–5 geldig. De delen van de norm kijken daarbij naar verschillende deelaspecten:

  • IEC 60870–5–1: overdracht-frame-formaten
  • IEC 60870–5–2: overdrachtsprocedures
  • IEC 60870–5–3: structuur van de toepassingsgegevens
  • IEC 60870–5–4: definitie en codering van de informatie-elementen
  • IEC 60870-5-5: Basisfuncties van de toepassing

Voor het definiëren van protocolnormen zijn bovendien relevant:

  • IEC 60870–5–101: toepassingsgerelateerde norm voor werkzaamheden op afstand (serieuze communicatie)
  • IEC 60870–5–102: basisfuncties voor de overdracht van tellerwaarden
  • IEC 60870–5–103: norm voor de overdracht van beschermingsmeldingen en storingsafvoer (binnen een schakelinstallatie)
  • IEC 60870–5–104: toepassingsgerelateerde norm voor taken op afstand in IP-netwerken

De specificaties van de norm stellen een universele norm vast, maar laten nog steeds ruimte voor toepassingsspecifieke toepassingen.

Alles gerangschikt - topologieën


Bijgevolg werken de verschillende zenders en ontvangers binnen het communicatiesysteem volgens nauwkeurig gedefinieerde regels om de gegevensuitwisseling mogelijk te maken.


Om de verschillende apparaten hiervoor met elkaar te verbinden, heeft het switches of routers nodig die een verdeelfunctie in het netwerk innemen. Zij zorgen ervoor dat alle deelnemers aan het netwerk logische verbindingen aangaan.


De logische verbindingen worden in   gedefinieerd. Deze laten zien hoe de apparaten in een netwerk worden gerangschikt en verbonden.

Bij de punt-op-punt-topologie bestaat uitsluitend tussen twee apparaten een eenvoudige, directe verbinding. Beide apparaten kunnen deze verbindingen voor de onderlinge communicatie gebruiken.
Bij de punt-tot-meerdere-punt-topologie worden meerdere apparaten door een centraal systeem gevoed. Elk apparaat heeft in het systeem een gemeenschappelijk vertakkingspunt in de communicatie.
Bij de lijntopologie worden meerdere apparaten met elkaar verbonden. Er wordt een kabel van apparaat naar apparaat gelegd. De uiteinden van de lijn worden telkens met een apparaat afgesloten.
Bij de bustopologie zijn alle apparaten via een gemeenschappelijke kabel verbonden. Elk apparaat heeft toegang tot de signalen die via de kabel worden overgedragen. Om storingen op de kabel te voorkomen, worden de kabeluiteinden voorzien van een afsluitweerstand.
Bij de ringtopologie gaat het om een gesloten kabeltraject. Alle apparaten zijn door een kabelring met elkaar verbonden. Dus bij elk apparaat komt een kabel aan en gaat er een kabel af.
Bij de stertopologie is er een centrale netwerkcomponent. Dit is in de regel een hub of switch die de verdeelfunctie overneemt. Elk apparaat is via een kabel daarmee verbonden.
Bij de boomtopologie gaat het om een uitgebreide stertopologie. Het maakt de implementatie bij grotere netwerken mogelijk.
Bij de maastopologie gaat het om een gedecentraliseerd netwerk. Er zijn geen bindende structuren en alle netwerkknooppunten, dus alle apparaten, zijn met elkaar verbonden.
De vlechtwerktypologie is een toekomstgerichte verdere ontwikkeling van de stertypologie. Er is geen centraal knooppunt, maar de apparaten worden redundant met een gestructureerde gemaskeerde topologie verbonden.