Netherlands
 
en
nl
 
0
0
0
Netherlands
 
en
nl
 

Stroombelastbaarheid en dimensionering van kabels en draden


Bij de dimensionering van nominale geleiderdoorsneden voor de stroombelastbaarheid met betrekking tot de belasting in ongestoorde werking gaat het om een zeer complex onderwerp. Bij de bestemmingselectie, dimensionering en het gebruik van kabels en draden moeten verschillende invloedgroottes bij de berekening van de nominale geleiderdoorsnede in aanmerking worden genomen. Dit zijn in de regel normatieve grondslagen voor de installatietypes, individuele gebruiksomstandigheden en bedrijfstoestanden bij de installatie.

LAPP als fabrikant van kabels, draden en andere systeemrelevante producten mag om verzekeringstechnische redenen de interpretatie van de diverse en klantspecifieke eisen niet uitvoeren. Hiervoor moeten er geaccrediteerde planningsbureaus bij betrokken worden die de aanvaarding van de installatie door officiële documenten bevestigen.

We willen u desalniettemin met deze handleiding als hulp voor het veilige gebruik van onze producten ondersteunen.

Standards


Basis voor de berekening van stroombelastingen en doorsneden van kabels en draden is de internationale norm IEC 60364-5-52 (International Electrotechnical Commission).

Deze norm behandelt de “Selection and erection of electrical equipment – Wiring systems“. In Europa is deze norm bijvoorbeeld overgenomen in het harmonisatiedocument HD 60364-5-52, Elektrische installaties van gebouwen.

In Duitsland werd de originele tekst van de HD overgenomen in de DIN VDE 0100-520. Bovendien werden nationale toevoegingen die niet in de originele versie van de HD zijn opgenomen, ingevoegd.


Voor kabels voor energieverdeling met een nominale spanning 0,6/1 kV (bijv. NYY) is de DIN VDE 0276-603 de normatieve basis voor de berekening van de stroombelasting en de overeenkomstige nominale geleiderdoorsnede.

Basis voor deze norm is het Europese harmonisatiedocument HD 603 resp. de IEC 60287 serie.

Opmerking

In andere landen en regio's kunnen door afwijkende nationale voorschriften verschillende waarden voorkomen. De DIN VDE 0298-4 kan dus niet in het algemeen naar andere landen worden overgedragen, maar moet individueel door de klant worden gecontroleerd.

Omgevingsinvloeden en reductiefactoren


Temperatuur


OPMERKING; de omgevingstemperatuur moet altijd onder de geleidertemperatuur liggen omdat anders geen warmteuitwisseling kan plaatsvinden.  

  • Bedrijfstemperatuur is de hoogst toegestane temperatuur aan de geleider bij ongestoorde werking (aanduiding in het informatieblad).
  • Omgevingstemperatuur is de temperatuur van het omringende medium. Basisbelasting bij installatie in de lucht is een omgevingstemperatuur van +30 °C

Beïnvloedingsfactoren


  • Hergroepering van draden en stroomcircuits
  • Aantal belaste aders
  • Isolatiemengsel
  • Spanningsklasse
  • Afwijkende omgevingstemperatuur tot +30°C
  • Opgerolde kabels

Voorbeeld berekening doorsnede


Bij het bepalen van een geschikte nominale geleiderdoorsnede met inachtneming van reductiefactoren, is de bedrijfsstroom van de installatie het uitgangspunt van een berekening. Zij delen de bedrijfsstroom achtereenvolgens met de reductiefactoren. Het resultaat vormt een fictieve stroombelasting waarmee ze in de de volgende hogere waarde kiezen en zodoende op een benaderende nominale doorsnede van de kabel komen.

Basistabel stroombelastbaarheid

Gegeven


ÖLFLEX CLASSIC 110 (geleidertemperatuur vast geïnstalleerd 80 °C)

  • Geselecteerde installatiewijze: vast geïnstalleerd
  • Bedrijfsstroom 10 A
  • Aantal belaste aders 3
  • Aantal kabels in installatiebuis 3 (tabel 12-6 factor 0,70)
  • Afwijkende omgevingstemperatuur 40°C (tabel 12-2 factor 0,89)

Factuur


10 ampère ÷ 0,70 ÷ 0,89 = 16,1 ampère (fictief)

Deze waarde van 16,1 ampère zou volgens tabel 12-1 (DIN VDE 0298-4 tabel 11) met 18 ampère een nominale doorsnede van 1,5 mm² opleveren

In het geval van een gegeven doorsnede moeten de reductiefactoren met de stroombelastbaarheid van de nominale doorsnede volgens 12-1 (DIN VDE 0298-4 tabel 11) worden vermenigvuldigd.


OPMERKING: In het geval van accumulatie van enkeladerige, elkaar rakende of gebundelde lijnen op oppervlakken, moet een verdere reductiefactor worden gebruikt voordat de reductiefactoren worden toegepast. DIN VDE 0298-4 tabel 10